Comfortkans

Eens in de zoveel tijd vraag ik me af waar politiek nu eigenlijk om draait. Hier het antwoord van Peter Sloterdijk: politiek is de strijd om de vraag welke groep zich met collectieve middelen comfort weet te verschaffen. In zijn dikke bubbelboek Sferen presenteert Sloterdijk politiek althans als een geformaliseerde strijd om ‘de herverdeling van comfortkansen’. Wie kan gemeenschapsgeld, beleid en wetten inzetten om zich te beschutten tegen ongewenste invloeden van buitenaf? Wie weet zijn leefwereld tot een gerieflijk bedje te maken? En voor wie is de leefwereld een gure plek?

Zo abstract gesteld trekt aan mijn geestesoog gelijk een parade van daklozen, vluchtelingen, verwarde hoogbejaarden en moderne dagloonwerkers voorbij: groepen dus die vol in de wind staan en de macht niet weten te vergaren om hun leven wat comfortabeler te maken. Ik zie met andere woorden een klont ellende, word moe en verdrietig en weet het eigenlijk niet meer. De volgende fase is dat ik mezelf wantrouw. Inderdaad, ik zie een klont – en geen personen met individuele contouren. Wat weet ik nu eigenlijk van de feitelijke levens van deze mensen? Bar weinig, maar ik heb mijn oordeel alweer klaar. Meevoelen zonder de moeite te nemen mensen daadwerkelijk beter te leren kennen: dat is een sentimentele vorm van politiek.

Ik parkeer deze constatering even door mezelf eraan te herinneren dat ik hier geen politiek wil bedrijven, maar het idee wil onderzoeken dat politiek een strijd om comfortkansen is. En om dat serieus te doen, kan ik me maar beter richten op een leefwereld die ik echt ken. Welnu, ik woon in Utrecht, een knusse stad vol hoogopgeleide mensen. Maar ook hier – juist hier! – strijden groepen onderling stevig om comfortkansen.

Zo zag ik afgelopen week een internetpetitie langskomen van actiegroep Utrecht Fossielvrij, die zich via een open brief tot de gemeente richt. Wat allereerst opvalt is de keurige toonzetting. ‘Wij reizen graag met de trein, pakken graag de fiets, en als het even kan gaan we te voet. Precies zoals het hoort’, opent de brief. Subtekst: gemeente, u heeft hier te maken met zelfverklaarde modelburgers. Vervolgens krijgt de gemeente heel slim een compliment. ‘We zijn dan ook heel blij met het nieuwe station, en ook met de prachtige Moreelsebrug (extra plusje voor de boompjes!).’ Maar Utrecht Fossielvrij mist ‘iets essentieels’: zijtrappen die van deze Moreelsebrug naar de perrons voeren. Om bij de trein te komen, moeten zij nog steeds Hoog Catharijne in. Een gemiste comfortkans!

Dan volgt de aanklacht: het aanleggen van de geplande trappen waarmee je het winkelgebied zou kunnen omzeilen, wordt volgens de actiegroep tegengehouden door ‘een agressieve lobby’ van het Franse vastgoedbedrijf Klépierre, eigenaar van Hoog Catharijne. Klépierre wil zoveel mogelijk mensen via het winkelcentrum leiden. De gemeente biedt weinig weerwerk, afhankelijk als ze is van de investeringen van het bedrijf om de gigantische verbouwing van het stationsgebied te bekostigen. De brief sluit af met een oproep: ‘Plaats de belangen van je eigen inwoners boven die van een lobby van een winkelcentrum!’

Gemeente, vastgoedbedrijf en treinreizigers hebben botsende ideeën over een (voor hen) comfortabele inrichting van de stad, zou Sloterdijk zeggen. En hier kan ik direct verkennen waar ik zelf sta. Dus wandel ik op een frisse lentedag over de Moreelsebrug. Zand stuift op uit een bouwput. Steile trappen en een fietslift maken dat de brug zich snel boven de grond kan verheffen. En kijk, daar staan de boompjes, voorzichtig in het blad. De brug is best mooi, maar ook vreemd losgezongen van het grote station vijftig meter verderop. Ik zie treinen, maar kom er niet bij. En dat terwijl het spoor uiterst functioneel voor mij is: dankzij de trein kan ik mij snel door het land te bewegen. Dit ontwerp verhindert me inderdaad om direct te handelen naar mijn belang; eerst moet en zal ik me door het winkelende publiek heen wurmen.

Machtsverhoudingen blijken niet alleen uit verkiezingsuitslagen, maar ook uit de ordening van je leefomgeving. De inrichting van een stad materialiseert belangen en stolt comfortkansen. Ik voel het hier aan den lijve. Voor wie is deze stad eigenlijk ontworpen? Wie moet ruimtelijk inschikken voor wie? Ik meng me heel modern in deze politieke strijd – heel comfortabel ook. Ik teken de petitie.