Aardig

“Even zappen hoor”, zei mijn man toen hij moe binnenkwam. Hij bleef hangen bij het van oorsprong Canadese reality-programma Under Cover Boss, al jaren te zien bij RTLZ. “Kijk eens hoe vaak het bedrijfslogo in beeld komt, het is één lange reclamespot!”, zei hij kritisch. Maar kennelijk vindt hij het programma toch vooral verstrooiend. Ik niet. Ik verdraag het steeds slechter, die Angelsaksische ideologie waarin ongelijkheid in de structuren zit ingebakken en een humane baas het beste is waar je op mag hopen.

Elke aflevering van Under Cover Boss verloopt volgens hetzelfde stramien: de baas van een bedrijf zet een pruik op en doet alsof hij een nieuweling is die een dagje komt meelopen. Zo ziet hij waar zijn mensen op de werkvloer mee te kampen hebben. Onvermijdelijke bevinding: de bedrijfsprocessen kunnen een stuk slimmer, en het leven van deze laaggeschoolde arbeiders is hard. In de apotheose worden de gefilmde werknemers ontboden op het hoofdkantoor, waar ze bijna flauwvallen als ze merken dat die klunzige nieuweling in feite hun baas is. Uitzonderlijk goede werknemers krijgen steevast twee gunsten van de baas: een zakelijke en een persoonlijke. Bijvoorbeeld: ze mogen een cursus tot afdelingsmanager volgen én de baas stort geld in het studiefonds van een veelbelovend kind. Deze doelen liggen kennelijk buiten bereik bij het loon waarvoor hij ze laat werken.

Het irritante is: Under Cover Boss pakt me in. Geregeld wrijf ik de tranen uit mijn ogen. Wat zijn die werknemers blijmoedig onder tegenslag, wat is die baas oprecht aardig, en wat fijn dat die ploeterende mensen nu eindelijk erkenning krijgen! Ik tril dus volop mee. Tegelijkertijd vind ik het programma ontzettend neerbuigend en zelfs leugenachtig.

Sprookjes houden je voor dat goede mensen vanzelf komen bovendrijven. Op school gaat dit meritocratische model ook aardig op: je positie hangt daar behoorlijk strak samen met je prestaties. Na school wordt die samenhang rap losser. Mentaliteit en intelligentie doen er heus nog wel toe om maatschappelijk succes te verklaren, maar veel minder dan onze liberale ideologen willen doen geloven. In hun universum is succes het directe resultaat van verdienste. En falen zal dan wel het gevolg zijn van een verkeerde instelling. Toch? Want als dat niet zo is, dan .. ho, deze redenering gaat geen gezellige kant op. Neem liever nog een bitterbal.

Tot zover het sprookje. Studies laten ondertussen zien dat het verband tussen ‘geld’ en ‘belonen’ veel losser is dan het meritocratische ideaal suggereert. Het grote geld ‘verdien’ je met renderend vermogen. Als je rijk bent, hoef je niets te kunnen om nog rijker te worden, behalve financieel adviseurs in de arm nemen. Ik weet, dit is geen nieuws. Het komt op dit moment alleen hard bij mij binnen, omdat ik De onzichtbare hand van de Utrechtse econoom Bas van Bavel aan het lezen ben.

Op rustige, gezaghebbende wijze maakt Van Bavel gehakt van het idee dat de vrije markt vanzelf tot meer welvaart en betere maatschappelijke instituties leidt. Hij toont zelfs het tegenovergestelde aan. De geschiedenis laat zien dat samenlevingen waar grond, arbeid en kapitaal vrijelijk worden verhandeld na verloop van tijd inboeten aan welvaart en welzijn. Van Bavel verklaart ook de achterliggende dynamiek: rijke mensen gaan handelen in grond en financiële producten, waardoor ze snel nog rijker worden. Om dat geld veilig te stellen, vergroten deze rijken hun greep op de politiek. Zo kunnen ze regelingen en instituties in hun voordeel bijbuigen – ze zouden bijvoorbeeld kunnen bedenken om de belasting op dividend af te schaffen, om maar wat geks te noemen. Mensen die alleen hun arbeid in de aanbieding hebben, trekken voortaan aan het kortste eind.

Wat Van Bavel beschrijft, past griezelig goed bij het patroon dat zich nu in de Verenigde Staten aftekent. Het einde van het meritocratische sprookje lijkt daar ingeluid. Je kunt je te pletter werken, maar je zult het toch afleggen tegen iemand die van huis uit geld meekrijgt.

Het is geen gramschap die maakt dat ik Undercover Boss inmiddels onverdraaglijk vind. Zolang niemand arm is, kan ik er best mee leven dat sommige mensen rijk zijn. Maar bespaar me die schijnheilige praatjes over deugd en inzet die door de markt beloond worden. Het is misschien niet onwaar. Maar het is wel klein bier in vergelijking met het grote patroon: geld levert geld op, los van enige persoonlijke verdienste.