Deltadroom

Onderschat nooit het werk van een ander. Deze omgangsregel houd ik mezelf (na enkele miskleunen) graag voor. En hij drong zich onverwacht op bij het lezen van Het water komt, Rutger Bregmans ‘brief aan alle Nederlanders’. Meestal stemt Bregmans brille me vrolijk, maar deze brief vind ik ronkend en raar.

Uit gesprekken met zeven experts concludeert Bregman dat de stijgende zeespiegel ‘kan maken’ dat we ‘afscheid moeten nemen van steden als Den Haag en Delft, Rotterdam en Amsterdam, Leiden en Haarlem’. Dat doembeeld plaatst hij naast het verhaal van de onbehouwen ingenieur Johan van Veen, die al vroeg waarschuwde dat Nederland slecht voorbereid was op extreem hoog water. Van Veen kreeg pas aandacht na de Watersnoodramp van 1953, waarna zijn Deltaplan rap werd uitgevoerd. Vanwege klimaatverandering dreigt een nieuwe watersnoodramp, en Bregman vindt het dan ook hoog tijd voor een nieuw Deltaplan.

Het vreemde is: dat nieuwe Deltaplan is er allang. Je moet het alleen wel weten te herkennen. Zoek het dit keer niet in grote technodromen van wateringenieurs. En ook niet in die veel te generieke oproep tot ‘groen denken’, waarin Bregmans brief uitmondt. Kijk liever naar de baanbrekende en avontuurlijke manier van besturen die juist binnen de waterwereld floreert.

Even een geschiedenislesje voor Bregman. In 2007 installeert de regering de Tweede Deltacommissie, die (jawel) de opdracht krijgt om te onderzoeken hoe ons land het hoofd kan bieden aan de gevolgen van klimaatverandering. De commissie komt met een Deltaprogramma, dat inmiddels al jaren wordt uitgevoerd. Onder het nieuwe regime moet waterbeleid voor – bijvoorbeeld – het IJsselmeergebied zijn uitgewerkt tot 2050 en moet er zijn nagedacht over hoe het gebied er in 2100 bij de gekozen koers voor zou kunnen staan. Dus hoezo geen aandacht voor de lange termijn? Bovendien moeten ingenieursbureaus die met publiek geld een dijk willen verhogen of een nieuwe sluis willen bouwen, standaard aangeven hoe ze hebben geprobeerd hun ontwerp zo duurzaam, solidair en flexibel mogelijk te maken. Prachtig toch? Kom daar in het bedrijfsleven maar eens om.

Zo’n vijf jaar geleden heb ik samen met de Staf Deltacommissaris doordacht wat die waarden duurzaamheid, solidariteit en flexibiliteit nu eigenlijk concreet betekenen als je ze toepast op waterbeheer. Ik werd indertijd blij verrast door de vragen die watermanagers zichzelf stellen. Deze professionals staan voor een puzzel. Het is hun taak om te zorgen voor waterveiligheid en voldoende zoet water voor iedereen. Ze weten dat het klimaat verandert, maar niemand weet hoe die veranderende fysische patronen precies op elkaar gaan inwerken, waardoor de voorspellingen over (bijvoorbeeld) de stijging van de zeespiegel fors uiteenlopen. Een watermanager wéét dus niet hoe hoog die zeedijk over honderd jaar moet zijn. Je kunt natuurlijk een loeidure dijk bouwen die het land zelfs bij de somberste voorspellingen droog houdt. Maar de kans op overinvesteren is dan groot, wat niet zo fraai is richting onderbetaalde thuishulpen. Wat is in zo’n situatie verantwoordelijk bestuur? Hoe maak je beleid dat rekening houdt met wat je nog niet kunt weten?

Het korte antwoord van de Staf Deltacommissaris: door de onzekerheden toe te laten in het hart van je werkwijze. Ingrepen die verstandig zijn in elk toekomstscenario voer je natuurlijk zo snel mogelijk uit. Maar vaak zal er onzekerheid zijn over de toekomst, en dan kun je maar beter beleid verzinnen waarbij je bewegingsruimte houdt. Investeer bijvoorbeeld in dijken die gemakkelijk zijn te versterken als nieuwe, betere klimaatmodellen mochten aangeven dat het water nog sneller zal stijgen dan gedacht. Zorg, kortom, dat je iets kunt met voortschrijdend inzicht.

En het blijft niet bij verstandig omgaan met belastinggeld. Deze ambtenaren proberen zo ook de beslisruimte van toekomstige Nederlanders te beschermen. Want je kunt wel grote nieuwe werken gaan bouwen, maar zo fixeer je letterlijk de waarden en inzichten van nu. Al dat beton in de Zeeuwse wateren krijgen we van onze levensdagen niet meer weg. Terwijl de Nederlanders van straks misschien heel anders denken over wat een mooi en goed landschap is. Laat hen daar zoveel mogelijk naar kunnen handelen.

Ik heb dus twee nieuwtjes voor Bregman. Eén: de meeste waterambtenaren deugen. Twee: het grote ‘deltawerk’ is niet een indrukwekkend fysiek bouwsel, maar een pionierende manier van besturen. Een bestuurswijze die slim en democratisch omgaat met onzekerheden.