Rapunzel

Al dagen ligt er een leeg bierblikje op mijn stoep. Mijn oog valt er op als ik de hond uitlaat. Tot voor kort zou ik dat blikje terloops hebben opgepakt en in de prullenbak hebben gegooid, maar nu raak ik het niet aan vanwege besmettingsgevaar. Natuurlijk, er zou best een mouw aan te passen zijn als ik me daarop richtte (blikje oppakken met een tissue, direct handen wassen), maar over mijn lapzwanzerigheid wil ik het nu niet hebben. Ik wil het hebben over vertrouwen in mijn lichaam. Vroeger zou ik er zonder meer van uit zijn gegaan dat ik eventuele sporen van ziektekiemen zelf wel zou verdelgen. Nu laat ik het er dus maar niet op aankomen. Vast verstandig van me. Ik zou zelfs plechtig kunnen zeggen dat ik me zo solidair betoon. Maar ondertussen vind ik het een behoorlijk vervreemdende ervaring. Zo stond ik nooit tegenover mezelf.

Ik kom uit een zorgmijdende familie. Wij gingen niet naar de dokter; wij ziekten thuis uit. Ik beveel dit niet aan als model voor de rest van Nederland want er zitten ook rare kantjes aan, maar gevolg is wel dat ik ben opgegroeid met het basale vertrouwen dat een gezond lichaam zichzelf geneest. En dat uitgangspunt is nu officieel, van overheidswege, verlaten. Het kwetsbare lichaam is de norm. We koersen niet meer op ons eigen herstelvermogen. In plaats daarvan hopen we op een vaccin (en tot die tijd blijven we ‘zoveel mogelijk binnen’).

Dom is dit beleid niet; er is juist van alles voor te zeggen. Ik moet alleen zo enorm wennen. Ik moet mezelf leren zien als een besmettelijk lichaam dat een gevaar is voor anderen, en zelf ook gevaar loopt. Wandelend over de singel met de hond, voel ik me een soort bioterrorist. Een hulpeloze, lamme terrorist.

Behoedzaamheid omtrent het virus is op zijn plaats, dat staat buiten kijf. Maar behoedzaamheid betreft gedrag. Daar kun je verder innerlijk best koel bij blijven. Die koelheid lijkt verloren; ik voel angst door de straten golven, en ik verdenk het officiële beleid ervan tegemoet te komen aan die angst. Hier wordt letterlijk een nieuw soort biopolitiek bedreven, en en passant wordt mij een omgang met onzekerheid opgelegd waarin ik me niet herken. Mochten die derderangs mondkapjes straks verplicht worden gesteld bij het boodschappen doen, dan ben ik in staat om te gaan muiten. Ik wil niet gedwongen worden tot magische angstbezwering.

‘Oxfords kandidaat-vaccin doet virologen hopen’, berichtte Maarten Keulemans vorige week in deze krant. Daar heb je die hoop weer. Natuurlijk zal het een enorme opluchting zijn als dat vaccin er is. Maar hoop is zo passief. Ik voel me een soort middelbare Rapunzel met almaar langer groeiende haren die in haar toren zit te wachten tot een prins met een vaccin haar komt redden. Psychologisch vind ik dat tamelijk onverdraaglijk. Het past niet bij mijn zelfbeeld om het heil zo buiten mezelf te leggen.

Ik wil niet hopen op een technofix, ik wil vertrouwen. Vertrouwen vraagt je om zicht te houden op het idee dat het leven krachtig is en wel een weg zal vinden. Zwangerschap vraagt bijvoorbeeld om vertrouwen. Je lichaam is bezig met een supercomplex proces waarop jouw wil verder weinig vat heeft. Als het misgaat, heeft dat gelijk heel serieuze consequenties. Toch moet je het leven zijn gang laten gaan. En dat doen we ook. Daarom bestaan we.

Dat vertrouwen op vitaliteit hoort misschien bij de overmoed van jeugdigen. Tot nu toe waren onze jeugdigen behoorlijk mak, maar zij beginnen inmiddels te morren, zo rapporteerde deze krant afgelopen week. Het lijkt mij een gezond teken van levenslust, dat ook niet per se egoïstisch is. ‘Laat mij maar ziek worden, dan verslaat mijn lichaam dat virus en kan ik daarna deel uitmaken van het cordon sanitaire rond kwetsbare mensen’, hoorde ik een blakende twintiger onlangs zeggen. Het zijn de woorden van de nobele ridder, geteletransporteerd naar deze tijd.

Ooit schreef Anaïs Nin: ‘En de dag kwam dat het risico om strak in knop te blijven pijnlijker was dan het risico dat gepaard gaat met bloesemen’. Misschien is die dag voor jongeren wel gekomen. Hoe dan ook: met alleen hoop valt niet te leven. We zullen ook moeten durven vertrouwen.