Zacht

Mijn reis in India loopt ten einde en dat is misschien maar goed ook, want ik mis de bravoure van het begin om onbevangen mijn licht te laten schijnen over het subcontinent. Het is zoals zo vaak: kijk langer en beter, en de verwarring slaat toe.

Zo weet ik niet of ik India in vergelijking met ons eigen land nu hard of zacht moet vinden. Ik had een scherpe observatie klaar over de verschillen die ik voel in de publieke ruimte, een observatie waarin India het land is van zachte mensen in een harde samenleving, en Nederland figureert als de zorgzame samenleving met de harde omgangsvormen. Maar ik merk dat ik die zelf alweer aan het ondergraven ben. Weliswaar blijft het gebrek aan intermenselijk venijn dat ik hier ervaar overweldigend – en dat die zachtheid zo opvalt, zegt pijnlijk veel over Nederland. Maar wat te denken van de Indiërs die onbeschaamd voordringen als ze de kans krijgen? Van jonge mannen die er niet over piekeren om in de bus op te staan voor een oude vrouw met een mismaakte voet? Dat zou bij ons echt grof gedrag zijn.

Persoonlijke agressie heb ik hier nauwelijks waargenomen. Zo hoor je zelden een Indiër zijn stem verheffen tegen een ander mens. De wilde, ongerichte herrie is hier echter enorm. Onafgebroken getoeter, overstuurde microfoons, voetgangerssignalen die even doordringend klinken als onze sirene op de eerste maandag van de maand – ik ervaar het als zinloos geweld en loop hier vaak letterlijk met mijn handen over mijn oren. Nederland snauwt misschien, maar India snerpt.

Je zou ook kunnen zeggen dat Indiërs meer dan wij langs hun medemens heen glijden. Niemand wil hier gedoe, maar verder lijkt de uitwerking van jouw gedrag op een onbekende ander het overwegen niet waard. Een gevolg van het denken vanuit een kosmische orde, waarin iedereen zijn onwrikbare plaats heeft? Een restant van het kastenstelsel? Zou kunnen, maar dat benadrukt weer dat religieuze India. Terwijl een ander, werelds feit ook enorm in het oog springt: het oprukken van de stad. Indiase steden horen tot de snelst groeiende ter wereld. In de praktijk wonen veel Indiërs inmiddels tussen enorme aantallen nabije vreemden. In dergelijke omstandigheden is het vermijden van harde confrontaties al een hele prestatie.

In mijn rugzak zit het boek Schaal van de Britse natuurkundige Geoffry West. West is lyrisch over steden, en als je zijn cijfers en grafieken ziet, snap je waarom: de stad is de plek waar mensen bovengemiddeld presteren, en dat voor minder dan gemiddelde kosten. Superefficiënt dus, zo’n stad! En die schaalwinst vlakt bovendien niet af: hoe groter de stad, hoe efficiënter. Als je de data van West moet geloven, komt er nooit een omslagpunt, kan een stad nooit te groot worden. Zo bezien is de voorspelling dat Delhi in 2030 met dertig miljoen inwoners de grootste stad ter wereld zal zijn, louter goed nieuws.

In Indiase steden krult alles in elkaar, wordt elk plekje opgevuld en uitgewoond. Zo’n stad maakt vast optimaal gebruik van energie en ruimte, zoals West stelt. Maar dat is vanuit de stad gedacht, niet vanuit de mensen. Ik geloof niet dat mensen verlangen naar efficiëntie. Mensen willen gelukkig zijn. En de stad biedt een open toekomst, waar je kunt bouwen aan wie je nog niet bent.

Voor mij is het de vraag of het gros van de nieuwe bewoners van die exploderende Indiase steden in hun dagelijkse leven werkelijk beter af zijn. De luchtvervuiling is enorm, het verkeer een chaos, en al die voormalige dorpsbewoners gooien hun afval over hun schouder alsof de dieren ook hier hun troep wel zullen opeten (maar dieren lusten geen plastic). Op mij, bevoorrechte bewoner van een welvarend Nederlands provinciehoofdstadje, komt een Indiase stad soms over als de hel. Maar ik zie ook wel dat dit plekken zijn van dadendrang en levenslust. Van verjonging. Van gokken en verlangen. Dat maakt deze steden bij uitstek menselijk. Onze soort floreert in de hoop op beter.

Wat een contrast met de dieren – koeien, varkens, honden – die hier in de stad overal tussendoor lopen. Zie hun zachte, gevoelige oren krullen en draaien richting het lawaai. Ze kunnen het niet helpen, het is hun natuur. Alleen afstomping kan hun lot verzachten.