De pijl van de tijd

“We merken dat de saamhorigheid en solidariteit van de eerste fase van deze [corona]crisis onder druk is komen te staan”, lees ik in het manifest dat ouderenbond KBO-PCOB, omroep Max en de Christenunie eerder deze maand publiceerden. Deze herauten der ouderen schrikken daarvan, en stellen in hun manifest dat ouderen ‘van wezenlijk belang’ zijn voor de samenleving en ‘op vele manieren’ bijdragen aan ons land. Nietszeggender kun je je zaak haast niet bepleiten, zou ik zeggen. En dat begint al bij dat glibberige woord ‘solidariteit’. Alsof het duidelijk is wat dat betekent, solidair zijn. En wie dan met wie.

In onze ijver om het virus te beheersen, hebben we onszelf in een hoekje geverfd. Daar staan we dan, bibberend en opeengepakt. Wat nu? De eerste schok lijkt voorbij en de meningen beginnen weer alle kanten uit te spatten. Op zichzelf ben ik opgelucht dat die angstige ‘saamhorigheid’ van de eerste fase achter de rug is. Maar een helder evacuatieplan om uit dat hoekje te komen, zal vragen om heldere en feitelijke onderscheidingen.

Dat is lastig genoeg zolang cruciale feiten over het virus ontbreken. Er is niet alleen gebrekkige kennis over incubatietijd en immuniteit van herstelde patiënten, maar ook over de afstand die het virus kan overbruggen. Gevolg: de robothond die in Singapore patrouilleert, slaat alarm zodra mensen elkaar tot op één meter naderen. Bij ons is de anderhalve meter heilig verklaard. En de BBC-omroepster spreekt met uitgestreken gezicht over ‘de vereiste twee meter afstand’.

Nog ingrijpender is het gebrek aan helderheid over de richtsnoer van het beleid. Tot voor kort richtten de regeringen zich op de verspreiding van het virus, die ze koste wat kost willen stoppen – daarom staan we nu met z’n allen in dat hoekje. Zoetjesaan gaat de regering ertoe over om ook de ernst van de ziekteverschijnselen bij verschillende bevolkingsgroepen tot leidraad te nemen. Basisscholen starten voorzichtig weer op, precies omdat besmette kinderen niet zo ziek lijken te worden. Een strak evacuatieplan zal onvermijdelijk meer van dergelijk maatwerk omvatten.

Onderscheid maken zal betekenen dat de actieradius van fysiek kwetsbare mensen (waaronder nu eenmaal disproportioneel veel hoogbejaarden) het langste beperkt zal blijven. Dat zal inderdaad leiden tot een soort ‘60min-samenleving’, waarvoor Gert-Jan Segers op website Maxvandaag.nl zegt te vrezen. Maar ik zou werkelijk niet weten waarom dergelijk maatwerk zou getuigen van een gebrek aan solidariteit. Of betekent solidariteit volgens Segers dat het verschil in kwetsbaarheid tussen jongeren en ouderen geen enkele rol mag spelen, omdat het benoemen hiervan zielig is voor ouderen?

‘Ouderen en jongeren vliegen elkaar in de haren over hun coronasolidariteit’, kopte deze krant vorige week boven een opiniestuk van Peter Giesen. Nare ouderen verwijten jongeren ondankbaarheid, nare jongeren klagen dat zij niet mogen feesten, en ondertussen zwellen de borstkassen van heilige verontwaardiging over het vermeende gebrek aan solidariteit van die andere groep. “Het kwartetten over de vraag welke ­generatie in de loop der tijden het meest geleden heeft is weinig vruchtbaar”, schrijft Giesen terecht. “Het is daarentegen wel zinvol te bekijken of de levenskansen nu, op dit moment, eerlijk zijn verdeeld.”

Interessante opmerking. In Nederland gaat ‘eerlijk delen’ meestal over het verdelen van de koek – over wie welk brokje van de welvaart krijgt, en waarom. Maar misschien is het zinniger om te praten over de verdeling van levenskansen. Dat vond althans econoom Amartya Sen toen hij in de jaren tachtig zijn capability-benadering ontwikkelde. Volgens Sen kun je alleen dán van een rechtvaardige samenleving spreken als die samenleving jou de kans geeft om je mogelijkheden (capabilities) te ontplooien.

En hier wordt de pijl van de tijd belangrijk. Ontplooien doe je in de tijd, en tijd is scheef verdeeld tussen de generaties. Ouderen hebben veel tijd gehad om zich te ontplooien (hoewel misschien niet altijd veel kansen). Jongeren hebben in ieder geval nog niet veel tijd gehad. Beleid dat iedereen ‘solidair’ over één kam scheert en generieke richtlijnen uitvaardigt die ieders ontplooiingsmogelijkheden beperken, miskent dat jongeren hier extra hard door getroffen worden.

Aan de oneerlijke verdeling van kansen om te sterven aan het virus kunnen we niets doen. Aan de oneerlijke verdeling van kansen om je te kunnen ontplooien wel. Maar daar mogen we het van deze ouderenlobby niet over hebben. Zij smoort het streven naar een rechtvaardige samenleving liever onder een vaag beroep op solidariteit.