Thierry Baudet en de laatste mens

Sinds het partijcongres van het Forum voor Democratie vorig weekend heel wat meer belangstellenden trok dan de conferenties van de regeringspartijen, raken de media niet uitgepraat over Thierry Baudet. En wat ergerlijker is: ook mijn eigen gedachten keren steeds naar hem terug. Baudet is dan ook een intrigerende figuur. In een groot interview in NRC Handelsblad refereert hij aan de apocalyptische toestand van de Europese beschaving. Het Avondland heeft dringend een redder nodig – en nou ja, dat moet Baudet dan maar zijn. En volgens Volkskrant-verslaggever Ariejan Korteweg had Baudet tijdens zijn RAI-congres de mond vol van Rilke, Baudelaire en Puccini.

Nietzsche ontbreekt in dit rijtje negentiende-eeuwse mannen, terwijl dit toch eigenlijk de meest voor de hand liggende referentie voor hem is. Nietzsche fulmineerde tegen ‘de laatste mens’, een apathisch wezen zonder veel passie of toewijding dat met zijn weke sentimenten de beschaving dreigt te verstikken. Echte mannen willen wel voorwaarts, maar die verachtelijke laatste mensen hebben helaas de macht van het getal en frustreren daarmee de drieste dadendrang der zieners.

Ik denk dat afkeer van de laatste mens de ware kern is van Baudets succes. En die afkeer snap ik eigenlijk wel. Nederland is een oud en bang land aan het worden – in demografisch en daarmee onvermijdelijk ook in psychologisch opzicht. Angst is de dominante politieke emotie. Het beleid van onze bestuurders is dan ook gericht op pamperen, temmen, veilig maken. Het doel lijkt louter defensief: verval tegengaan. Dit is de mentaliteit van oudere mensen die hun krachten voelen afnemen en eerst en vooral geen risico willen lopen. Die willen genieten in plaats van vernieuwen. Ik vind dat zelf al verstikkend, terwijl ik in tegenstelling tot Baudet allang niet jong meer ben. Het enige wat je als jongeling in dit land toch kan denken is: ‘arghhh!’

Het lijkt misschien ongerijmd dat Baudet in zijn jeugdige geldingsdrang teruggrijpt op vroeger, op een gedroomd tijdperk van romantische dandy’s. Maar dat is een veel te logische tegenwerping, en van logica moet Baudet het niet hebben. Je kunt hem proberen te vangen op zijn woorden – en dat zal je wel lukken – maar dat raakt hem niet, want zijn overtuigingskracht ligt elders.

Volgens Aristoteles is een publiek te overtuigen via ethos (moraal), logos (argumenten) of pathos (emoties). Baudet heeft niet zoveel met moraal; er moet natuurlijk wel wat in de etalage staan, maar zijn idealen zijn feitelijk eerder esthetisch dan ethisch. Zijn argumenten zijn ook niet veel soeps; die zijn vooral suggestief en missen iedere precisie. Baudets aantrekkingskracht ligt op een ander vlak: dat van het pathos. Stijl en toon zijn bij hem vele malen belangrijker dan inhoud. ‘Het gaat niet om wat je zegt’, zegt Baudet onverbloemd in het eerder genoemde interview in NRC Handelsblad. Baudet is de bal die de oude garde dolt. Zijn achterban vindt dat leuk.

En vlak zijn lichamelijkheid niet uit. Baudet blaakt. Hij zit goed in zijn lichaam. Daardoor springt hij in het oog, en dat is een groot voordeel als redenaar. Baudet is veel elektrischer dan Klaver, veel meer ook dan Wilders, die beiden lichamelijk een stuk weker overkomen. In zijn fysieke uitwerking lijkt hij nog het meest op Fortuyn. Elke keer merk ik zelf weer tot mijn eigen onbehagen hoe Baudet mijn blik trekt, haast nog voordat ik hem bewust heb herkend. Om misverstanden te voorkomen: veel eros bespeur ik niet in Baudet. Eros veronderstelt een behoefte, een verlangen uit te reiken naar een ander waardoor er onbeheersbare dingen tussen mensen gaan stromen. Voor een erotische uitstraling komt Baudet veel te zelfvoldaan over. Onder zijn huid is geen plek meer. Daar zit hij lekker zelf al.

Consistent is Baudet vooral in zijn grote afkeer van gevestigde politieke partijen en hun vergadercultuur. Deels is dat vermoedelijk omdat hij zelf meer redenaar dan vergaderaar is. Maar zijn systeemkritiek is raak. Onze politieke cultuur is vermoeid en defensief. Bestuurders praten inderdaad vaak ‘met meel in de mond’, zoals hij in het NRC-interview zegt. Zij denken nog dat politiek draait om woorden. Maar het gaat ook, en misschien wel vooral, om energieën. Baudet is een vurige jonge man in een land vol uitgebluste ouderen. Als er iets aantrekkelijk aan hem is, dan is het dat.