De onzichtbare vijand

Rapper Typhoon werd aangehouden omdat een agent de combinatie van twee in het oog springende kenmerken – dure auto en zwarte huidskleur – verdacht vond. Pijnlijk en beledigend voor Typhoon, dat overijverige profileren, en goed dat hij het debat daarover aanzwengelt, maar al met al stemt de hele affaire me eigenlijk wel optimistisch. Ik denk dat Typhoon een belangrijke slag gewonnen heeft. De agent trok overhaaste conclusies uit wat hij zag en meende te weten, maar zijn gedrag is in zekere zin rationeel – en daarmee corrigeerbaar. Dankzij Typhoon snappen we dat blind profileren tot maatschappelijke ellende leidt. ‘Een statistisch patroon mag nooit uitmonden in een oordeel waar een individu last van heeft’: vanuit die vuistregel zullen onze bestuurders verder moeten nadenken over hoe zij al hun statistische kennis nu eigenlijk fatsoenlijk gaan toepassen. En daar gaan ze wel uitkomen. Juist omdat het probleem nu open op tafel ligt.

Weinig wijst er verder op dat deze agent handelde uit haat. Dat zou een groter probleem zijn, want haat is irrationeel, en dus veel moeilijker aan te pakken. De grootste, gevaarlijkste haat reserveren we niet voor mensen die zichtbaar van ons verschillen, zoals Typhoon van de agent, maar voor mensen die teveel op ons lijken, stelt de Sloveense filosoof Slavoj Žižek. Žižek verklaart zo de haat tegen joden die zich – in weerwil van de clichés over blauwe ogen versus haakneuzen – uiterlijk vaak maar in weinig onderscheidden van de nazi’s in hun straat. Dat kunstmatige en overduidelijk feilbare criterium van de ogen en de neuzen verzachtte de Jodenhaat niet, maar was juist olie op het vuur: het ging ‘bewijzen’ hoe geniepig de vijand was. Iets vergelijkbaars zie ik in de angst voor terroristen die zich zouden verbergen in vluchtelingenstromen. Die veronderstelde terroristen vallen niet op, en dat maakt voor sommige mensen iedere vluchteling bij voorbaat verdacht.

Eigenlijk, suggereert Žižek, hebben felle haters van verborgen vijanden het angstige vermoeden dat zijzelf misschien verdorven zijn. Ze vrezen dat zij een spoor in zich hebben van wat zij zo zeggen te haten. De vijand is niet alleen onder ons, zij is misschien ook in ons. Voor een groot ego op wankele pootjes is zo’n vermoeden soms dermate bedreigend dat het zichzelf opblaast. Destructie als oplossing. En het maakt kennelijk niet uit wie je meesleurt in je particuliere egodrama.

Omar Mateen, de jongeman die vorige week vijftig mensen doodschoot in een homobar in Orlando, had het gemunt op ‘vijanden’ die je op het oog niet kunt herkennen. De kans dat je een homo treft in een homobar is natuurlijk aanzienlijk (dat precies is het punt van zo’n bar), maar homo’s zijn ook geniepig en stiekem omdat je hun ware aard lang niet altijd kunt zien. Best kans dat je zomaar met ze staat te douchen na het sporten! Of dat er een homo in jou verscholen zit, die je kwelt met zijn vuige fantasieën! Hoe meer er bekend wordt over Mateen, hoe meer hij bevangen lijkt te zijn geweest door het angstige vermoeden dat hij niet was wie hij van zichzelf moest zijn. Omar bezocht zelf die bar in Orlando en had een homodating-app op zijn telefoon. Hij voelde een vijandelijke behoefte in zichzelf. Hij heeft zijn geheime verlangen vermoord.

Pogingen om interne conflicten buiten jezelf te leggen zijn niet voorbehouden aan IS-strijders. Hillary Clinton kan er ook wat van. Clinton zei dat het Orlando-drama maar weer eens bewees dat wapenbezit aan banden moet worden gelegd. Maar dat bewees dit drama nu juist niet. Mateen had een wapenvergunning omdat hij bewaker was. Het was zijn professie om ons te beschermen tegen mensen zoals hijzelf. Onze angst heeft hem juist een wapen in handen gespeeld.

Je kunt rustig stellen dat onze cultuur een ambigue omgang heeft met geweld. We vermoeden en vrezen het overal, en tegelijk vermaken we ons avond aan avond met de gewelddadige verhaallijnen van films en games. Geweldsfantasieën zitten in ons. En dan denken we dat bewakers flat characters zijn, te reduceren tot de eenduidige taak die we ze toebedelen: ons beschermen tegen geweld? Waarom zouden bewakers zich eigenlijk aangetrokken voelen tot hun beroep? Ik heb misschien teveel Žižek gelezen, maar iemand met een passie voor bewaken, daar word ik nu wantrouwig van.

Marjan Slob